29 oktober 2022 – Antonie Holleman
In deze tijd van toenemende radicalisering en polarisatie heb ik in navolging van Paulus opgeroepen tot zelfonderzoek. De woorden van Paulus aan de gemeente in Korinte zijn eveneens aan ons gericht: “Vrienden, jullie moeten nu eens kritisch naar jezelf kijken! Stel jezelf deze vraag: Leef ik echt als een gelovige?” (2 Korintiërs 13:5 BGT). Zelfonderzoek vraagt van ons om kwetsbaar te zijn. Als we er niet voor openstaan om op onze fouten, tekortkomingen en zonden gewezen te worden, dan ontnemen we ons de mogelijk om te groeien en veranderen.
Paulus geeft in zijn brief het goede voorbeeld door zich heel kwetsbaar op te stellen. Hij deelt met de gemeente zijn eigen worsteling en laat daarmee zijn eigen zwakheden zien. Dit is heel opmerkelijk, omdat de gemeente in Korinte hem juist verweet dat hij geen goede apostel was. In plaats van alleen maar van zich af te bijten en de tegenaanval in te zetten is Paulus zó eerlijk over zichzelf dat zijn woorden koren op de molen van zijn tegenstanders zijn. In onze ogen is dit niet de beste tactiek om een discussie te “winnen.” Paulus denkt daar anders over. De weg die hij bewandelt, ziet hij als de enige optie in navolging van Christus. Laten we eens luisteren naar wat Paulus over zichzelf deelt.
Paulus stelt zich kwetsbaar op
Na de aanhef van de brief en de groet begint Paulus met een lofprijzing: “Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, de Vader zie zich over ons ontfermt, de God die ons altijd troost en ons in al onze ellende moed geeft” (1:3-4a). Nadat hij heeft uitgelegd hoe Gods vertroosting werkt, komt Paulus met een eigen getuigenis van wat hij zelf heeft meegemaakt. “U moet weten, broeders en zusters, dat de tegenspoed die wij in Asia hebben moeten doorstaan, uitzonderlijk groot was. We hadden het zo zwaar te verduren dat het onze krachten te boven ging. We vreesden ernstig voor ons leven, we waren er zelfs zeker van dat het doodsvonnis al over ons was uitgesproken” (1:8-9a).
Paulus laat niet veel los over wat er precies gebeurd is, maar geeft aan hoe hij die situatie heeft ervaren. Waar hij naar verwijst ligt waarschijnlijk nog vers in zijn geheugen. Op het moment van het schrijven van deze brief verblijft hij in Macedonië op zijn derde zendingsreis. Daarvoor was hij in Asia met een verblijf van twee jaar in Efeze. Daar moet het gebeurd zijn, in Efeze of op zijn weg naar Macedonië. Hij beschrijft zijn ervaringen in de wij-vorm. Was hij inderdaad met anderen, bijvoorbeeld met Timoteüs, of is dit een wijze van schrijven waarmee hij slechts zichzelf bedoelt? We weten het niet.
Met de spaarzame informatie die wij hebben, kunnen we aan twee mogelijke situaties denken. De eerste optie is dat Paulus verwijst naar de oproer die Demetrius had veroorzaakt in Efeze en waar Handelingen 19 over rapporteert of over een andersoortige weerstand die hij ondervonden heeft. Het vermoeden is dan dat Paulus gevangen heeft gezeten en dat hij dacht niet levend uit zijn gevangenschap te komen. De andere optie is dat het de fysieke of emotionele gezondheid van Paulus betreft. Paulus moet dan zó ernstig ziek zijn geweest dat hij vreesde voor zijn leven of dusdanig depressief was dat hij het niet meer zag zitten. Voor beide opties valt wat te zeggen, maar er kan net zo goed iets heel anders zijn gebeurd.
Wat Paulus wel wil aangeven is hoe hij deze situatie heeft ervaren. Hij had het gevoel dat hij er niet tegen opgewassen was. Het ging zijn krachten te boven. Hij rekende niet meer op een verlichting van zijn situatie of bevrijding uit zijn benarde omstandigheden; hier houdt het op, er is niets meer aan te doen. Deze confessie is opmerkelijk, omdat hij in zijn eerste brief aan de gemeente geschreven had dat God niet toestaat dat wij boven onze krachten beproefd worden (1 Korintiërs 10:13). Hij zegt hier dat dit zijn krachten wel te boven ging. En aan de Filippenzen had hij geschreven: “Ik ben tegen alles bestand door Hem die mij kracht geeft” (Filippenzen 4:13). Nu is Paulus zó eerlijk toe te geven dat hij er niet tegen opgewassen was. Hij zat er helemaal doorheen en de bemoedigingen die hij steeds aan anderen heeft gegeven hebben voor hem in deze situatie niet gewerkt. Hij is geen super-apostel, maar heeft ook zijn zwakke momenten. Dit geeft hij toe in een brief aan een gemeente waar velen kritiek op zijn apostelschap hadden. Paulus durfde het aan om zich ook in deze pijnlijke situatie kwetsbaar op te stellen.
Verderop in de brief erkent hij ook dat hij zo onrustig was, dat hij van de geopende deuren om het evangelie in Troas te verkondigen geen gebruik heeft gemaakt en verder is gereisd (2 Korintiërs 2:12,13, zie ook 7:5). Hij erkent dat zijn zorgen hem zo in beslag hadden genomen, dat hij niet goed in zijn vel zat en niet goed als apostel heeft gefunctioneerd.
Kwetsbaar zijn getuigt van vertrouwen in God
Het delen van zijn kwetsbaarheid was niet waar het Paulus om te doen was. Wat hij uit deze situatie heeft geleerd geeft hij als volgt weer: “Maar juist dat liet ons beseffen dat we niet op onszelf moeten vertrouwen, maar alleen op de God die doden opwekt, die ons heeft gered en ons opnieuw zal redden uit eenzelfde doodsgevaar. Op Hem hebben we onze hoop gevestigd: Hij zal ons redden” (2 Korintiërs 1:9b-10). Toen hij het niet meer zag zitten, bevrijdde God hem en ontving hij nieuw perspectief. Door deze ervaring is Paulus gegroeid in zijn vertrouwen in God en durft hij het aan om zijn eigen beperkingen en tekortkomingen te erkennen. Door de verdieping van zijn vertrouwen in God kan Paulus zich kwetsbaar opstellen. Later in zijn brief zal hij schrijven dat Gods kracht zich ten volle openbaart als iemand zwak is (12:9-10). Dit is wat hij geleerd heeft en daarom schaamt hij zich niet voor zijn eigen zwakheden.
Kwetsbaar zijn is een vrucht van geloof en vertrouwen in God. Kwetsbaar zijn is geen natuurlijke menselijke eigenschap. Het is de verkeerde strategie in de “survival of the fittest,” waarin je juist je kracht moet laten zien om te voorkomen dat je het onderspit delft. De Bijbel ziet dit vertrouwen op eigen kracht als kenmerk van de natuurlijke mens, de mens die Christus niet kent. Echter, wie Christus heeft leren kennen gaat zichzelf en de eigen vaardigheden minder belangrijk vinden. Er ontstaat dan ruimte voor de visies en bijdragen van anderen. Dan groeit het besef dat wij situaties niet kunnen veranderen en meer moeten loslaten, zodat God zijn werk kan doen. En vanuit dit inzicht wordt het steeds makkelijker om onze zwakheden en beperkingen toe te geven. We durven ons dan kwetsbaar op te stellen.
Als we kwetsbaar zijn als vrucht van de Geest zien, dan vrees ik dat het slecht gesteld is met de hedendaagse kerk. Ik noem twee algemene voorbeelden die ik in de “wij” vorm omschrijf, omdat ik ze ook bij mijzelf herken. Ten eerste houden we in conflicten in de kerk te veel vast aan ons gelijk of onze visie zonder de mogelijkheid open te houden dat de ander ook wel eens gelijk kan hebben. Dit vraagt om kwetsbaarheid door onze eigen mening tussen haakjes te plaatsen. Want wie zegt dat ik gelijk heb of dat mijn interpretatie van de Bijbel de enig juiste uitleg is. Ben ik in staat om mijn huidige mening in te wisselen voor een betere? Met deze instelling wordt degene die er heel anders over denkt dan ik een broer of zus waar ik wat van kan leren in plaats van iemand die bestreden moet worden.
Ten tweede werken we te veel vanuit onze eigen kracht. In de afgelopen week hoorde ik in een aantal gesprekken over verschillende dingen in de kerk deze woorden: “We hebben de lat veel te hoog gelegd.” Ik proefde in deze woorden de verzuchting dat het streven om alles nog beter, spetterender, aantrekkelijker te maken als juk wordt ervaren. De druk om steeds weer te moeten voldoen aan de verwachtingen van mensen of onszelf die ten koste van de spontaniteit gaat. Denken we nu echt dat het welzijn van de kerk van onze vaardigheden afhankelijk is? Of durven we het niet meer aan God te vertrouwen in plaats van ons eigen kunnen? Er is wat voor nodig om je kwetsbaar op te stellen en te zeggen: “Ik ben niet de dynamische, inspirerende prediker die jullie van mij verwachten, maar ik wil wel delen wat ik in Gods Woord heb ontdekt en waar ik enthousiast over ben.” Het vraagt om kwetsbaarheid om als muzikanten of technici te zeggen: “Meer hebben we niet in huis, maar daardoor hoeft de dienst toch niet minder te zijn? We geloven dat Gods Geest door onze inperkingen niet beperkt wordt.” Het is een teken van vertrouwen in God en kwetsbaarheid als een gemeente zegt: “We zijn niet groot en onze middelen zijn beperkt, en we kunnen door Gods Geest nog steeds groots zijn in het delen van Zijn liefde.”
Laten we bidden dat de Geest ons geloof doet groeien, zodat wij het aandurven om ons kwetsbaar op te stellen in plaats van steeds maar weer onszelf te verdedigen of rechtvaardigen. Gods woord aan Paulus: “Je hebt genoeg aan mijn genade, want mijn kracht openbaart zich juist ten volle wanneer iemand zwak is” (2 Korintiërs 12:9) is een woord dat ook wij moeten horen.